1. DUIVENSPORT FIJNE HOBBY
Ongeveer 13.000 Nederlanders zijn lid van een postduivenvereniging. Dagelijks zorgen zij met veel gedrevenheid voor hun duiven. De duiven worden goed getraind zodat ze in de periode april t/m september mee kunnen doen aan vluchten in het weekend.
Hoe werkt de duivensport?
De postduif keert van nature terug naar zijn vertrouwde verblijfplaats, het hok van zijn baasje, of liever gezegd zijn hok. Waar de duif ook losgelaten wordt, hij zal altijd proberen zijn hok weer te vinden. De gebondenheid aan hok, broedbak, partner, jongen of eieren is zo sterk dat hij linea recta naar huis wil nadat hij is losgelaten. Hoe de postduif dat precies doet is nog steeds niet wetenschappelijk vastgesteld. Wel zijn er veel theorieën over. Daarover later meer.
Dat het nog steeds een raadsel is hoe de postduif thuis komt geeft de duivensport een mooie mystieke kant.
Snelheidsduiven
Net als sportmensen, zijn ook sportduiven verschillend van aard en bouw.
Er zijn felle, meest grote en sterk gespierde duiven die uitblinken op de kortere afstanden tot zo’n 300 kilometer. Zij worden vitesseduiven genoemd.
Daarnaast zijn er de zogenaamde midfondduiven voor de middellange afstanden van 300 – 500 kilometer.
Snelheidsduiven worden in het vliegseizoen (april-september) zo’n 12 tot 15 keer gespeeld.
Dagfond en Marathonduiven
Er zijn ook rustige, vaak kleinere en soepel gespierde duiven, die langere afstanden aankunnen tot wel 1000 kilometer (de zogenaamde ‘marathonduiven’).
Duiven die tussen de 500 en 700 kilometer op hun best zijn noemen we dagfondduiven of eendaagse fondduiven, omdat ze op de dag van lossing nog thuiskomen.
Tot slot zijn er de overnachtfond- of marathonduiven, die op 700 – 1000 kilometer losgelaten worden en er 2 dagen over doen om thuis te komen. Zij overnachten dus één nachtje. Meestal worden marathonduiven in het zuiden van Frankrijk losgelaten; bijvoorbeeld in St. Vincent, Dax of Marseille. Voordat ze aan zo’n langeafstandsvlucht meedoen, krijgen ze eerst een training op korte en middellange vluchten. Voor ze aan de grote afstanden kunnen meedoen zijn ze vaak al 2 à 3 jaar of ouder. Meestal worden ze, na het trainingstraject, per jaar niet meer dan 2 of 3 keer op een lange afstand gespeeld, met daartussen de nodige rustperioden.
Snelheid van de postduif
De snelheid van de postduif is afhankelijk van het weer en vooral van de windrichting en windsnelheid.
Met tegenwind vliegen de duiven toch altijd nog zo’n 60 km./uur en met een stevige wind mee kunnen ze aan de 130 km./uur raken.
Natuurlijk speelt ook de afstand een rol. Bij gelijke weersomstandigheden liggen bij kortere vluchten de snelheden hoger dan bij lange. De postduif is tenslotte een dier; geen vliegmachine.
Alles bij elkaar interessant genoeg om wedstrijden te organiseren en zo ontstond de duivensport.
Waar en wanneer ….. daarover later meer.
Nieuwsgierig?
Kunt je je nieuwsgierigheid naar de duivensport niet bedwingen? Neem gerust contact op. Kijk onder Bestuur of Contact voor e-mail adressen en telefoonnummers. We vertellen je graag meer en laten je met alle plezier zien hoe het in de praktijk werkt.
2. OORSPRONG EN ONTWIKKELING VAN DE POSTDUIF
De postduif vindt zijn oorsprong in de rotsduif (Columba Livia) , die vooral in landen rond de Middellandse Zee leeft.
Het gebruik van de postduif
De Egyptenaren cultiveerde de rotsduif en ontdekten dat een weggebrachte duif steeds terugkeerde naar zijn ‘thuis’. Zij waren de eersten die berichten met duiven verstuurden.
Een interessante boodschap die in Egypte door duiven werd verspreid, was de kroning van Farao Ramsus II.
Hoe de duif telkens weer zijn hok vindt is nog steeds niet bekend. Dat blijft, zoals gezegd, een raadselachtige eigenschap van de duif.
Postduif bracht rijkdom
De bekende en steenrijke Rothschild-familie heeft een belangrijk deel van haar rijkdom aan de postduif te danken. In 1815 ontving Nathan Rothschild in Londen, via enkele postduiven in estafette, als eerste het bericht dat Napoleon de Slag bij Waterloo had verloren.
Rothschild kocht, met die voorkennis, aandelen in Engelse staatsfondsen, die snel in waarde stegen nadat algemeen bekend werd hoe het bij Waterloo was afgelopen.
Met de latere verkoop van deze aandelen verwierf Nathan een fortuin voor zijn familie-imperium!
België bakermat
De duivensport ontstond in het begin van de 19e eeuw in België. Daar organiseerden ‘melkers’ uit de buurt van Luik, Antwerpen en Gent voor het eerst vluchten met postduiven, later ook wel ‘wedvluchten’ genoemd. Soms werden er wel 3 per week gehouden. En ´gewed´ werd er! Héél stevig zelfs. Er gaan geruchten dat er zo veel op de duiven werd gewed, dat je als uitkeringstrekker in die tijd, geen uitkering kreeg als je postduiven hield.
In Nederland is er ook wel gewed op duiven. Je zette dan bijvoorbeeld een dubbeltje of kwartje (of meer) op een duif en als die in de top van de uitslag kwam, kreeg je daar een veelvoud van terug. Naast zulke geldprijzen (poules) werden er ook vaak prijzen in natura uitgeloofd, zoals een half varken, zakken voer, maar ook fietsen en zelfs auto’s. Ook daar moest je een bedrag per duif voor inleggen als je mee wilde doen. De laatste jaren is het ‘poulen’ sterk teruggelopen en wordt er vooral om de kampioenschappen gestreden.
Duivensport naar Nederland
In de Eerste Wereldoorlog 1914-1918 raakte België betrokken in de strijd.
Nederland mobiliseerde zijn militairen wel, maar bleef neutraal. Dat was er de oorzaak van dat Belgische jongemannen in het zuiden van Nederland ´onderdoken´ en zo de Tweede Wereldoorlog ontliepen. In deze periode brachten zij de duivensport naar Nederland, voor zover er niet hier en daar al postduivenhouders zaten. Tijdens en na deze oorlog maakte de duivensport vooral furore in de provincies Limburg, Brabant en Zeeland.
In de navolgende jaren rukte de sport langzaam maar zeker op door heel Nederland. Zo werd in september 1931 onze Postduivenvereniging “De Luchtpost” in Aalten opgericht.
Oorlog spelbreker
In de Tweede Wereldoorlog 1940-1945 lag de sport stil. De Duitse bezetter verbood het houden van postduiven en legde beslag op de duiven. Ze konden immers boodschappen overbrengen en dat had de bezetter natuurlijk liever niet.
Na de oorlog bloeide de sport weer op. Sommige postduivenliefhebbers hadden toch stiekem duiven doorgehouden in de oorlog. Daarmee konden ze opnieuw beginnen.
De Wehrmacht had in Nederland duivenhokken opgezet voor oorlogsdoeleinden. Direct na de bezetting werden ook daar duiven weggehaald. Een doffer (mannetje) en een duivin (vrouwtje) die samen een heel goed koppel vormden omdat ze veel hard vliegende nazaten gaven, werden gekscherend “Mozes” (ringnr. 44-18237)- en “Saar” (ringnr. 43-2131458) genoemd. Het wereldberoemde ‘Oud Doffertje’ van Adrianus van der Wegen uit Steenbergen was daar bijvoorbeeld één van de vele nazaten van.
Postduiven als boodschappers en verkenners
Over oorlog gesproken. In oorlogen hebben duiven een belangrijke rol gespeeld als overbrengers van berichten en verkenners van vijandelijke linies.
Met name in de Eerste Wereldoorlog werden, vaak vanaf mobiele hokken, in kokertjes aan de duivenpoten berichten overgebracht. Postduiven maakten met kleine camera’s zelfs momentopnamen van oorlogsgebieden. Sommige duiven werden militair onderscheiden voor hun moed bij het overbrengen van belangrijke strategische boodschappen. Soms terwijl ze zwaar gewond raakten.
Enkele van deze heldhaftige duiven kregen na hun dood ere-plekjes in oorlogsmusea.
Ter land, ter zee en in de lucht.
Duiven is veel te leren. Buitengewoon knap van duiven was hun vermogen om hun mobiele hok weer terug te vinden in oorlogstijd.
Ook op zee leverden ze super slimme staaltjes vanaf boten en zelfs vanuit vliegtuigen werden postduiven als boodschappers gebruikt.
Klik hier voor een interessante film over dit onderwerp en zie hoe de Engelse duivin “Winky” het leven redde van een vliegtuigbemanning die in de Noordzee neerstortte en hoe de Amerikaanse doffer “G.I. Joe” dat van meer dan 100 militairen veilig stelde in Noord-Italië, die dreigden te worden gebombardeerd door hun eigen troepen.
Dan is er ook nog de duivin “Mary the Exeter” die, soms zwaar gewond, en daarna met 22 hechtingen, berichten van achter de Duitse linies in Frankrijk over zee overbracht naar Engeland.
Verder is te zien hoe de “Duke of Normandy” een essentiële rol speelde tijdens D-day bij operatie “Overlord” en hoe ‘William of Orange” 2000 militairen hielp tijdens de slag om Arnhem door in 4 uur tijd van Arnhem naar Engeland te vliegen met een voor hen cruciale boodschap.
Ze werden, naast vele andere postduiven, geëerd met hoge militaire onderscheidingen.
In Londen staat het monument ‘Animals in War’ voor de dieren die in de Tweede Wereldoorlog heldendaden verrichtten.
Daarop staan ook de namen van een aantal moedige postduiven, waaronder die van “G.I. Joe”.
3. NA-OORLOGSE ONTWIKKELING VAN DE DUIVENSPORT
Na WO-II kwam de duivensport in Nederland vanuit het zuiden pas echt op gang. Talloze duivenhokjes vlogen uit de grond. De verenigingen pakten de draad weer op en ook in de noordelijke delen van het land zagen steeds meer postduivenverenigingen het licht.
Wedstrijden organiseren was best lastig. Computers bestonden uiteraard nog niet en toch moesten er uitslagen worden gemaakt.
Wie had van zo’n vlucht de snelste duif?
Dat werd beslist op basis van de gemiddelde snelheid van de duif.
De coördinaten (lengtegraad en breedtegraad) van de losplaats en die van de plekken waar de hokken stonden bepaalden voor iedere duivenhouder de afstand die zijn duiven moesten overbruggen.
Daarnaast werd met behulp van een klok bijgehouden hoe lang de duif er over deed. De duif werd voor transport naar de losplaats een gecodeerde gummiring om de linker poot gedaan, die op een inkorflijst werd gekoppeld aan het nummer van zijn vastevoetring. (Een vastevoetring is een ring die de duif om de rechter poot krijgt als hij een week oud is. Daarop staat het geboortejaar van de duif en zijn unieke 6- of 7-cijferige nummer.)
Bij thuiskomst wordt de gummiring in het ronsel van de klok gestopt en weggedraaid. Op het moment van wegdraaien werd een tijdafdruk (dag, uur, minuut en seconde) op een papierband gemaakt. Van iedere duif werd zo de snelheid berekend door de afstand te delen door de tijd die de duif erover deed om thuis te komen. Dat ging met een hoge mate van nauwkeurigheid, namelijk in meters per minuut. Duizend meter per minuut komt bijvoorbeeld overeen met 60 km/uur.
Aanvankelijk waren er zogenaamde mechanische klokken, die voor iedere vlucht moesten worden opgewonden met een sleutel. Later kwamen er klokken die op batterijen liepen.
Eén van de leukste klokken uit de beginperiode van de duivensport is het Goudse Wekkertje (rechts).
De gummiring moest in het buisje worden gepropt en met een sleutel aan de achterkant werd dan de ring weggedraaid en de tijdafdruk gemaakt.
Een prachtig klokje uit ver vervlogen tijden.